Dag 6. Maandag 6 mei 2013
Door
Transsylvanië naar ‘de boeren’
Aantal km's: 379
Mensen die
nooit in Transsylvanië zijn geweest, denken bij het horen van deze naam aan
eenzame, ijzig koude bergdalen, ze horen bij wijze van spreken de wolven huilen
en zien voor hun geestesoog hoe een reusachtige vampier in het bleke licht van
de volle maan over de tinnen van een ontoegankelijke burcht klimt. Dat is het
land van beren en van Dracula's, waar de mensen strengen knoflook in hun
slaapkamer hangen, veel spek eten, veel straf spul drinken en stokoud worden,
als in een film.
De waarheid is,
dat Transsylvanië
of Zevenbruggen een historische regio is die een groot deel van het huidige
noorden en westen van Roemenië beslaat. Het is een 2-talig gebied: Roemeens-Duits.
Transsylvanië
was lange tijd onderdeel van het koninkrijk Hongarije en was vanaf de
Slag bij Mohács -1526- tot aan het begin van de 19e eeuw feitelijk het enige
deel van Hongarije dat zijn autonomie had weten te behouden. Transsylvanië was
in die tijd namelijk een autonoom onderdeel van het Ottomaanse Rijk en was dus
niet als de rest van Hongarije bezet door de Turken dan wel de Habsburgse
Oostenrijkers. Deze historische positie heeft bijgedragen aan een Transsylvaans
bewustzijn dat vandaag de dag bij veel Transsylvanen een rol speelt.
Nog steeds leeft in Transsylvanië een grote Hongaarse minderheid die de Roemeense statistiek op 1,6 miljoen stelt, maar door de Hongaren zelf op 2 miljoen. Ongeveer een derde van de Hongaarse minderheid valt onder een bijzondere etnische groep Székely. Tegenwoordig zijn de Hongaren in de meerderheid in de districten Covasna en Harghita in de historische regio Szeklerland, de voormalige grensstreek van het Hongaarse koninkrijk. Ook in de rest van Transsylvanië zijn grote groepen Hongaarse minderheden te vinden. Een voorbeeld daarvan is de zogenaamde Transsylvanische Vlakte. Daarnaast bevond zich in Transsylvanië tot het einde van de 20e eeuw een grote minderheid van Duitstaligen, de Saksen: een tiende deel van de bevolking en in enkele zuidelijke provincies de meerderheid. Anders dan de naam doet vermoeden zijn ze waarschijnlijk oorspronkelijk afkomstig uit Lotharingen, Rijnland en vooral uit de Moezelstreek, Vlaanderen en Brabant en hebben dus geen Saksische oorsprong.
Transsylvanië
betekent: het land (-ië) aan de andere kant van (trans) het woud (silva).
Bedoeld wordt het Centraal-Europees Woud.
De naam Zevenburgen verwijst vermoedelijk naar 7 door de ‘Saksen’ gestichte
steden.
We vertrekken om 09.00 uur. Het wordt een lange busdag. Maar we boffen: we zitten vandaag voorin, direct achter chauffeur George. Hij heeft -zoals bijna elke dag- de ramen goed schoongemaakt, dus Els kan naar hartelust fotograferen. Bovendien schijnt de zon niet al te fel, waardoor George de zonweringshor niet naar beneden hoeft te trekken.
|
De straten zijn nat gesproeid. Veel stof zal er daarom voorlopig niet opwaaien.
Om 10.45 uur zijn we in Baia Mare. Er is weer veel te zien onderweg.
|
|
Over de E58 rijden we naar Dej. Om 11.30 uur drinken we koffie op het terras van wegrestaurant La-Vio bij Mesteacan. Het is 29°.
|
Om 12.15 uur
gaan we verder over de E576 naar Cluj Napoca. We zijn daar om 14.00 uur.
George rijdt een klein rondje door de stad en zet ons af op het centrale
plein
Piaţa Unirii
-Unification Square- bij de St. Michael kerk en het standbeeld van Mathias Rex,
gemaakt door de Hongaar János Fadrusz (1858 -1903). Het beeld werd onthuld op
12 oktober 1902. De naam van het standbeeld was oorspronkelijk ‘Mathias Rex
Hungarorum’ -Matthias (in het Nederlands heeft de naam een dubbele t) Koning van Hongarije-, maar na de ondertekening van het
vriendschapsverdrag tussen Roemenië en Hongarije in september 1996 werd de naam
veranderd in ‘Mathias Rex’.
Mathias torend hoog uit boven (van links naar rechts):
Magyar Blasius, de oude leider van de huurlingen, de beroemde 'Black Army' |
|
Paul Chinezu, comites van Timis |
|
Stephen Szapolyai, onderkoning van Hongarije |
|
Stephen Báthory, prins van Transsylvanië |
|
We krijgen tot 15.45 uur de tijd om te lunchen en rond te wandelen.
Cluj is één van de belangrijkste steden van Roemenië. Oorspronkelijk heette de stad gewoon Cluj, of, zoals de Hongaren hem noemen, Kolozsvár of als je Duitser was, noemde je de stad Klausenburg. De naam is in de jaren ‘70 van de 20e eeuw veranderd in Cluj-Napoca. Dat heeft te maken met de idee dat op de plek waar nu Cluj gebouwd is, vroeger een Romeinse stad en legerkamp Napoca heeft gelegen. Cluj is dus gesticht in of zelfs vóór de Romeinse tijd, door de Daciërs, de voorouders van de Roemenen.
We gaan eerst de Michaelskerk in. Het is een grote gotische, -Rooms-katholieke hallenkerk, gebouwd in 1349/50. Het was de bedoeling de kerk van 2 torens te voorzien, maar er is er maar één voltooid, en wel in 1860. Het interieur is rijk versierd met kunstwerken.
|
Als we de Michaelskerk verlaten zien we eigenlijk pas goed hoe mooi de gebouwen zijn die aan het centrale plein Piaţa Unirii staan.
|
Vervolgens gaan we naar het Avram Iancu plein, waar de Maria-Tenhemelopneming kathedraal staat. Hij is gebouwd in een Roemeense Brâncovenesc stijl, een synthese van de Renaissance en de Byzantijnse architectuur. Op het plein staan ook het Nationaal Theater en het Avram Iancu Statue. Avram Iancu leidde in 1989 de Roemeense Revolutie in Transsylvanië.
|
|
|
In de kathedraal staat onder meer de stoel van de patriarch.
|
|
We lopen over de Bulevardul Eroilor -Avenue of Heroes- terug naar het centrale plein Piaţa Unirii. We komen langs het Gerechtsgebouw.
|
Op nummer 9 is
La Piazetta gevestigd. We pakken er een Ciuc pils op de overdekte binnenplaats
en nemen daarna een Griekse salade.
Bier in Roemenië komt uit de lange traditie van Roemeense brouwen. Het werd in
Transsylvanië geïntroduceerd door de Duitse kolonisten -Transsylvanische Saksen-
en in Moldavië door de culturele banden met Polen.
|
|
Om 15.50 uur
vetrekken we naar Sibiel. Het ongeveer 150 km over de E81.
We komen langs Turda. In Turda bevindt zicht de grootste zoutmijn van
Transsylvanië. De zoutmijn was in gebruik tot de jaren 1930. hoewel de
zoutvoorraad nog voldoende is om voor 100 jaar aan de totale vraag van heel Europa
naar zout te voldoen, is de mijn tegenwoordig nog slechts open voor toeristen en
doet ook dienst als een sanatorium. Ter bestrijding van vooral arthrosis en
reumatiek.
We rijden -noodgedrongen- een flinke tijd achter een vrachtwagen. Wat die
vervoert, weten we niet. Wie het wel weet wordt uitgenodigd het te mailen.
|
George moet even tanken.
|
De lange busrit verveelt eigenlijk geen moment. Er is veel te zien. Landschap en bebouwing wisselen elkaar voortdurend af.
|
|
|
|
We rijden voorbij Alba Iulia, een porseleinstad.
Het even
behoorlijk schrikken geblazen als op een oprit naar de E81 de vrouw die achter
het stuur onze bus niet ziet en midden in de flank zou zijn gereden als George
niet in een duivelse reactie zijn bus op de linker weghelft had gemanoeuvreerd.
Eerst moest hij zich natuurlijk ook nog bij volle bewustzijn realiseren dat die
weghelft echt autovrij was.
De rest van de rit naar Sibiel toetert George bij elke oprit die hij passeert
en waarop een auto rijdt.
Om 18.30 uur zijn we in Sibiel. We worden daar ondergebracht in 3 pensions. De gastvrouwen -Elena, Adriana en Cristina- staan al op ons te wachten. Wij krijgen een plaats in Pension Cristina.
|
|
|
Het -gezamenlijke- diner is vanavond en morgenavond bij ons in het pension. Er wordt gescheiden ontbeten, dus iedereen ontbijt in het pension waar hij of zij een kamer heeft.
Voor we gaan eten, drinken we nog een lekker wijntje door Cristina en haar man Xandru zelf gemaakt. Het is inclusief.
Het diner is typisch Roemeens en wordt daarom voorafgegaan door een ţuică. Het smaakt allemaal heel erg lekker, de soep, de witte bonen pasta, het varkensvlees met rijst, de witte kool salade en de vruchtencake.
|
|
|
Tijdens het
diner wordt er nog opgetreden door één van de groepsleden in traditionele
Roemeense kleding.
Het is erg gezellig en er wordt lang nagetafeld.