Tamarinde
De
tamarinde is een groenblijvende, langzaam groeiende boom die meestal 15-20 m
hoog en 12 m breed wordt. Onder gunstige omstandigheden kan hij zelfs een hoogte
van 30 m bereiken en 200 jaar oud worden.
De bladeren zijn tot 16 cm lang. Als het donker wordt vouwen de bladeren zich
op. De tamarinde bloeit pas op een leeftijd van 13-14 jaar. Aan de uiteinden van
de takken van volwassen bomen ontwikkelen zich kleine, gele, orchideeachtige
bloemen die in trossen bij elkaar staan en een fijne rode tekening hebben. Uit
de bloemen ontwikkelen zich platte, eerst groene peulen, die zuur vruchtvlees
bevatten. Langzamerhand worden zij dikker en kleurt het vruchtvlees dat de zaden
bevat, tot rood en zwart. De rijpe 15-20 cm lange peulen gaan open en het
vruchtvlees droogt op tot een dikke, kleverige pasta. Ze blijven zo maandenlang
aan de boom hangen, tenzij ze door de inheemse bevolking worden geoogst. Dat
gebeurt door schudden van de takken.
De tamarinde kan goed tegen droogte, die hij nodig heeft om bloemen en vruchten
te ontwikkelen. Vermeerdering gebeurt via zaden die meestal in de halfschaduw
van grote bomen, zoals de baobab, kiemen. Apen die het vruchtvlees eten, zorgen
via hun uitwerpselen voor verspreiding van de zaden. Ook mieren en termieten
eten het vruchtvlees. Daarom zijn tamarinden ook vaak naast termietenheuvels te
vinden.
De tamarinde wordt door de inheemse bevolking voor verschillende doeleinden
gebruikt. Hij is voedingsbron, dient als medicijn en levert materiaal om
huishoudelijke voorwerpen van te maken. De brede kroon biedt schaduw.
De schors bevat veel tannine en wordt in sommige gebieden van Afrika gebruikt om
huiden te looien. Het zware, harde hout is zeer duurzaam en wordt gebruikt voor
het vervaardigen van wielen, assen, vijzels, stampers, hamers, oliepersen,
ploegen, boten, hekken, panelen, meubels en houtskool.
Bladeren van jonge bomen worden vaak als groente gegeten. Van verse of gedroogde
bladeren bereidt men een aromatische thee. Uit de verse bladeren wordt een rode
kleurstof gewonnen om daarmee stof te verven. De bloemen worden bij soepen en
salades gegeten.
De meeste betekenis hebben de vruchten. Zij bevatten veel proteïnen en koolhydraten, vitamine C, kalium, calcium, fosfor en andere mineralen.
Het verse vruchtvlees heeft een verfrissend zoetzuur aroma en wordt vaak gebruikt voor het zuur maken van vlees en vis. Belangrijker is de verdere verwerking tot vruchtenmoes en siroop. Het donkere, kleverige tamarindemoes, verrijkt met suiker, wordt tot ballen geperst, in palmbladmatten of plastic zakken verpakt en op markten verkocht.
Het vruchtvlees is een belangrijk bestanddeel van worcester- en barbecuesausen.
Tamarindesiroop wordt vaak gebruikt voor verfrissende dranken, sorbets, zoetzure sausen, confiture, ijsstabilisatoren en snoepjes.
Het overrijpe vruchtenmoes kan ook met zout worden gemengd en als polijstmiddel voor messing, koper en zilver worden gebruikt.
De zaden worden vaak in water geweekt, gedroogd en dan geroosterd. Tot meel gemalen kan men er brood van bakken.
Tamarindeolie wordt gebruikt als lampolie en bij het vervaardigen van verf en lak.
De vruchtschillen kunnen voor het verven van wol, zijde en katoen dienen.
De as van het verbrande hout gebruikt men voor het ontharen van dierenhuiden.
Bladeren, zaden en vruchten dienen ook als veevoer.
In de volksgeneeskunde speelt de tamarinde een belangrijke rol. De vrucht wordt ingezet tegen malaria, reuma, wonden, winderigheid en koorts.
De bloemen zijn een remedie tegen reuma, pijn, ontstekingen, wonden en gewrichtsklachten;
de bladeren tegen hoest en koorts.