ANATOLIË

Anatolië en Klein-Azië zijn namen voor het schiereiland in het uiterste westen van Azië dat een deel van het land Turkije beslaat.
Vaak wordt het hele Aziatische deel van Turkije tot Anatolië gerekend.

 

Dat grenst in het westen aan de Egeïsche Zee, in het noordwesten aan de Zee van Marmara en Thracië en dus Europa, in het noorden aan de Zwarte Zee, in het oosten aan Georgië, Armenië, Azerbeidzjan en Iran, in het zuidoosten aan Irak en Syrië, en in het zuiden aan de Middellandse Zee. Het eiland Cyprus ligt ten zuiden ervan.
De oppervlakte van Anatolië bedraagt ongeveer 756.000 km2.
Traditioneel wordt met Anatolië ook wel een kleiner gebied bedoeld, zonder het zuidoostelijke deel van Turkije.

Anatolië ligt op een hoogvlakte die geleidelijk naar het oosten stijgt en wordt onderbroken door de dalen van ongeveer 15 rivieren (o.a. de Euphraat en de Tigris, die naar Irak, het oude Mesopotamië, stromen).

Tot 1923, het jaar waarin er een einde komt aan het Osmaanse sultanaat, omvat Anatolië ook de noordelijke streken van het toenmalige Syrië en Irak. De grens aan de zuidoostflank van Anatolië wordt in dat jaar ‑niet in de laatste plaats door de inspanningen van de eerste president, Mustafa Kemal‑ kunstmatig vastgesteld als de grens van de huidige republiek Turkije. Overigens, Mustafa Kemal krijgt in 1934 bij wet de achternaam Atatürk. Dat betekent: Vader der Turken.

Het Anatolische verleden kenmerkt zich onder meer door een hele reeks van elkaar opvolgende, soms ook naast elkaar bestaande culturen.

vijver in Koya