Dag 6. Donderdag 30 juli 2015
Oudeschild (Texel)-Harlingen
Harlingen
Om 07:00 uur vertrekken we vanuit Oudeschild naar Harlingen.
|
|
|
|
Harlingen ligt in de provincie Friesland en is de hoofdplaats van de gelijknamige gemeente. Harlingen behoort tot de Friese elf steden en telde op 1 januari 2014 15.821 inwoners. Het is de op 4 na grootste plaats van Friesland. De haven van Harlingen is de belangrijkste haven van de provincie.
Het stadswapen
van Harlingen komt het eerst voor op een stadszegel uit 1426.
Op het wapen staan gouden leliën. Die symboliseren de Mariaverering. Daarnaast
staan er rode kruisen op. Die symboliseren de beschermheilige van de stad: St.
Michael. Het wapen van Harlingen wordt regelmatig afgebeeld met St. Michael als
drakendoder -de bestrijder van onheil- ernaast. St. Michael moet dan worden
afgebeeld als: Een gevleugeld Vrouwenbeeld.... De leliën nemen een prominentere
plaats in dan de rode kruisen van St. Michael. Dit omdat men Maria hoger achtte
dan St. Michael.
|
|
Omstreeks 1157 stichtte Eilwardus Ludinga het klooster Ludingakerke in het dorp Almenum. De monniken groeven grachten om de handelsvaart beter mogelijk te maken. Ludingakerk werd hierdoor één van de rijkste kloosters in Friesland. De buurt ten westen van Almenum, Harlingen, werd daardoor zó belangrijk dat deze in 1234 stadsrechten kreeg. Daarmee is Harlingen als stad ouder dan bijvoorbeeld Leeuwarden, Dokkum, Franeker of Amsterdam. Noordwestelijk van Harlingen lag in die tijd nog de stad Griend met poorten, grachten en zelfs een hogeschool. In 1287 werd Griend als gevolg van de desastreuze Sint-Luciavloed grotendeels verzwolgen door de zee. Nu is Griend nog maar een zandplaat in de Waddenzee. De naam Harlingen is vermoedelijk afkomstig van de state Harlinga. In 1311 kwam ‘Harlingen’ voor in Engelse havenregisters.
Twee eeuwen lang bestond Harlingen, gelegen op een bogtigen uithoek der kust, in de schaduw van de universiteitsstad Franeker. Maar door de verbinding met de zee nam de welvaart gestaag toe. Vroeger lag de stad westelijker dan vandaag de dag, maar de zee sloeg regelmatig land weg. In 1543 en 1565 breidde men uit in noordelijke richting, zodat de Noorderhaven de Binnenhaven werd, wat hij nog is. Op de middag van 17 mei 1568 werden tot verbazing van de Harlingers 1.800 Waalse soldaten aan land gezet, die later in de slag bij Heiligerlee verslagen worden. De gehate Spaanse kolonel Caspar de Robles -door Alva daar als stadhouder aangesteld- gelastte in 1574 verhoging van de dijken. In 1579 volgde een uitbreiding naar het oosten, mede door de toevloed van Vlaamse doopsgezinden die de katholieke repressie in de Zuidelijke Nederlanden ontvluchtten. Door deze uitbreiding die in 3 maanden werd voltooid, lag de kerk van Almenum nu binnen de stadsvesten. De handelsvaart naar de landen om Noord- en Oostzee nam toe en in 1598 werd de stad weer uitgebreid, nu in zuidelijke richting. In 1596 werd het eerste stenen woonhuis gebouwd, De vergulde Engel, aan de Lanen 28. Het gebouw is elkr jaar op Monumentendag te bezichtigen.
In 1579 ondertekenden afgezanten van de stad de Unie van Utrecht en op 22 december 1634 ontving Harlingen zijn octrooi van de Staten van Friesland voor Groenlandsch- en Straat Daevids-visscherij (walvisvaart).
In 1644 kwam de
Friese Admiraliteit van Dokkum naar Harlingen. De Zuiderhaven kreeg het karakter
van marinehaven.
Rond 1650 gaf de kaart van Harlingen het volgende beeld:
|
|
De vermaarde Tjerk Hiddes de Vries werd er later luitenant-admiraal. De krijgsvaart bleef echter van minder belang dan de handelsvaart. Talrijke schippers onderhielden beurtvaarten naar de Waddeneilanden, naar alle hoeken van de provincie en naar de Zuiderzeehavens, waarvan Amsterdam de belangrijkste was. De stad kende veel nijverheid. Er waren scheepswerven, bierbrouwerijen, zeep- en zoutziederijen, steen- en pottenbakkerijen, kalkovens, graan- en zaagmolens. Maar zoals dat al eerder het geval was met de Hanzesteden aan de toenmalige Zuiderzee, werd Harlingen in de volgende eeuwen voorbijgestreefd door Amsterdam en Rotterdam. Toch bleef Harlingen als kustvaart- en vissershaven met veel voorzieningen en het nieuw gegraven Van Harinxmakanaal van groot economisch belang voor Friesland.
Verschillende keren is Harlingen bezocht door de stadhouderlijke en later de koninklijke familie. Het eerste bezoek was van Willem van Oranje.
Veel Harlingers hebben weinig met Friesland, wat zich vertaalt in het feit dat slechts weinig Harlingers de Friese taal spreken en het weinig wordt onderwezen op Harlinger scholen. Als verklaring wordt gegeven dat Harlingen lange tijd afhankelijk was van de handel en zich daarom meer op Holland oriënteerde. Vroeger hadden veel Harlingers ook het gevoel dat de provincie weinig voor hen deed, Franeker kreeg een universiteit en Leeuwarden genoot als hoofdstad veel privileges. Het feit dat gemeentelijke herindelingen in Friesland weinig voor Harlingen als gemeente opleverde heeft ook enigszins kwaad bloed gezet.
De bijnamen van
Harlingers zijn ‘Tobbedansers’ en ‘Ouwe seunen’.
De eerste bijnaam is te danken aan de productie van Harlinger bont. Die
kledingstof werd gemaakt van wol. Toen veel doopsgezinde Vlamingen naar
Nederland vluchtten, belandden er relatief veel in Harlingen. Zij namen de
gewoonte van tobbedansen mee: wol werd in grote tobbes gevuld met water al
trappelend en blootsvoets gereinigd. Vandaar de naam ‘Tobbedansers’. Ook het
onderdeel ‘Tobbedansen’ van het TROS-programma ‘Te land, ter zee en in de
lucht’, dat in Harlingen voor het eerst werd opgenomen, heeft aan de naam
bijgedragen.
Harlingers spreken eenieder aan met het woord ‘seun’. Vrij vertaald betekent dat
'zoon'. ‘Ouwe seun’ is de aanspreekvorm voor geboren Harlingers. Vandaar dat
Harlingers in Friesland ook bekendstaan als ouwe seunen.
Het Fries wordt op de Harlinger scholen onderwezen -zij het op beperkte schaal-, maar weinig gesproken. Het is dan ook niet verbazend dat het met het Fries in Harlingen slecht is gesteld. Het Harlingers wordt meer gesproken, maar over het algemeen blijft de Nederlandse taal het meest gebruikt. In de gemeentelijke dorpjes Midlum en Wijnaldum en de buurtschap Foarryp wordt het Fries wel veel gesproken. De vaarten en kanalen rond Harlingen hebben ook Nederlandse namen en geen Friese. Harlingen is daarmee de enige gemeente in het Friese taalgebied die niet verfriest. Binnen de Vereniging Oud Harlingen ressorteert de taalgroep ‘Se Suuden en Se Wuuden" met als doel het vastleggen van de Harlinger taal in woord en geschrift.
Om 7:30 uur gaan we naar het ontbijtbuffet.
|
|
We kunnen niet
dwars naar Harlingen oversteken. Daarvoor is het wad te ondiep. We moeten de
vaargeul benutten.
We varen langs Kornwerderzand met de Lorentzsluizen en langs Zurich. Het is eb.
We meren om 10:20 uur vlak bij de vuurtoren af.
|
|
Over de kade -met kraan- lopen we richting De Stenen Man, een gedenkzuil op de Westerzeedijk ter ere van Caspar de Robles, heer van Billy, stadhouder van Friesland.
|
|
We komen dan eerst voorbij de Barentz-werf.
|
|
In de haven van Harlingen
wordt de komende jaren het schip van Willem Barentsz herbouwd, zo veel mogelijk
volgens de Hollandse bouwmethode van de eind 16e eeuw.
Het verhaal van Willem Barentsz is één van de meest heroïsche uit de Nederlandse
maritieme geschiedenis, doorspekt van vindingrijkheid, grenzeloze moed en bijna
bovenmenselijk doorzettingsvermogen. Barentsz stak in 1596 van wal in de hoop
een Noordelijke doorvaart naar Azië te ontdekken, maar strandde met zijn schip
in het ijs bij Nova Zembla. De maandenlange overwintering in het zelfgebouwde
‘Behouden Huys’ op Nova Zembla en de eindeloze, barre terugtocht naar de
bewoonde wereld zijn ongekende huzarenstukjes.
De Stichting Expeditieschip Willem Barentsz laat dit stuk Hollands glorie
herleven met de reconstructie van het schip. Dat gebeurt als leerproject. Na
voltooiing zal het worden ingezet voor toeristische doeleinden, voor historisch
onderzoek en voor opleiding en vorming van groepen die geïnteresseerd zijn in de
scheepvaart. Droom van de initiatiefnemers is om met het schip een reis te maken
naar ... Nova Zembla.
De romp van het expeditieschip meet ongeveer 25 m en de breedte is ruim 5 m. Het schip krijgt 2 doorlopende dekken. Tussendeks leefde en sliep de bemanning, daaronder was ruimte voor lading en ballast. Het schip wordt uitgerust met een voor- en grote mast -met razeilen- en een kleine bezaansmast die een driehoekig latijnzeil draagt.
|
|
|
|
|
|
|
|
In het Bezoekerscentrum bekijken we in beeld het verhaal dat Gerrit de Veer, één van de overlevenden van de reis, heeft opgetekend in zijn dagboek.
|
|
We lopen verder en zien boten van de marine en van de politie en een reddingsboot.
|
|
We naderen dan de Stenen Man.
|
|
Na de Allerheiligenvloed op 1 november 1570 was een groot deel van de dijken
rondom Harlingen beschadigd. De toenmalige stadhouder van Friesland,
Caspar de Robles kreeg de Friezen op één lijn om de dijken te herstellen.
De Robles' commissie stelde een leger van 3.300 dokwerkers samen, verdeeld in
ploegen van 300 man onder leiding van een kapitein. Men werkte van ’s morgens 5
tot ’s avonds 6 aan de vernieuwing van de dijk en daarbij werden strenge
bepalingen in acht genomen. Volgens oude bronnen wordt beweerd dat er zelfs een
galg op de dijk stond tot bedreiging van de onwilligen. De dijk werd met palen
in vakken verdeeld. Het bestuur van de 'Vijf Delen' besloot op 18 juli 1575 tot
de volgende verdeling: De Robles kreeg voor zijn werk fl 1400,-, de president
van het Hof van Friesland fl 352,-, de gecommitteerden elk fl 675,-. Tevens werd
er door de Harlingers besloten dat er op de dijk een Terminus -grens, eindpunt-
op een voetstuk van 12.000 tichelstenen moest worden gezet. In 1575 werd de dijk
voltooid en daarbij werd deze in 2 gelijken delen verdeeld, waarvan het gedeelte
ten noorden van Harlingen door de binnendijkers en dat ten zuiden van de stad
door de buitendijkers moest worden onderhouden. In 1576 is het monument op de
zeedijk bij Harlingen neergezet, met een kop naar het Zuiden en een kop naar het
Noorden. De originele Januskop uit 1576 ligt in het Fries Museum.
In de volksmond kreeg het beeld de functie van ooievaar. Toekomstige moeders
maakten er een gewoonte van om als ze hun kinderen even kwijt wilden zijn, ze
naar de zeedijk te sturen, met de boodschap erbij, dat als ze driemaal om de
Stenen Man heen zouden lopen er gauw een broertje of zusje bij zou komen. Later
werd deze aardigheid een traditie.
Het beeld is meerdere malen in de geschiedenis gerenoveerd en tegenwoordig nog
steeds te bezichtigen. Het monument is eigendom van Stichting Waterschapserfgoed.
|
|
|
|
Op ons gemak met de straffe wind in de rug lopen we langs de Waddenzee terug naar MS Allegro.
|
|
Voor we aan boord gaan bekijken we nog de opening in de keermuur. Pauline heeft de aandacht daarop gevestigd. Die opening wordt coupure genoemd. Daar kunnen voetgangers, fietsers en hulpdiensten door. Hij heeft de vorm van een poort en is voorzien van een zware stalen roldeur. Die roldeur sluit de keermuur af bij extreem hoog water.
|
|
|
|
Erg illustratief vinden we een paneel met daarop een constructietekening van de waterkering en een foto tijdens de aanleg daarvan.
|
|
![]() |
Om 12:15 uur wordt de lunch geserveerd in het restaurant:
•
Bospaddenstoelensoep
• Frisse salade
• Kalkoenragout met groente en paste
• Chocolademousse
Na de lunch gaan we eerst naar de VVV om daar wat documentatie te halen.
In de Kleine Bredeplaats vóór huisnummer 18 zijn in de stoep 2 gedenktekens in de vorm van bronzen tegels opgenomen. Levie Pais was groentehandelaar.
|
|
Aan de overkant staat het pand De Blauwe Hand.
|
|
De Blauwe Hand
is één van de oudste en gaafst bewaard gebleven pakhuizen van Harlingen. Het
pand dateert volgens de gevelsteen uit 1647. De voorgevel aan de zuidzijde heeft
een laatmaniëristische trapgevel. De vensters in de voorgevel hebben
ontlastingsbogen met in het midden een sluitsteen in de vorm van gebeeldhouwde
kopjes. In het fries in de voorgevel bevinden zich 5 gevelstenen met onder meer
'anno', een 'blauwe hand' en het jaartal '1647'. In het pand was in de 17e en in
de 18e eeuw een gortmakerij gevestigd. Voor WO II was het pand in gebruik als de
wijnhandel D. Oolgaard & Zoon. Op de oostelijke zijgevel staat deze naam groot
afgebeeld. In dat geveldeel bevinden zich op de verdiepingen en op de zolder de
deuren van het pakhuis. De ramen en pakhuisdeuren van het pand kunnen afgesloten
worden door aan de binnenzijde roodwit en aan de buitenzijde rood beschilderde
luiken.
In de 19e eeuw staat het pand bekend als "de Hand", daarna wordt de naam "De
Blauwe Hand" gebruikt. In de jaren ‘50 van de 20e eeuw werd het pand opgekocht
door de Leeuwarder boterkoopman Hein Buisman, die het liet restaureren. Daarna
werd er een kunstgalerie in het pand gevestigd. Jopie Huisman debuteerde in deze
galerij in 1963. Toen het pand in 1965 werd verkocht, kwam het in handen van de
galeriehouder Josum Walstra, die daarvóór in 1964 al de Stichting De Blauwe Hand
had opgericht. In het comité van aanbeveling van de stichting participeerde
onder anderen Anne Vondeling. Een Friese kunstenaarsgroep ontleende zijn naam
aan het pand, ‘De Bende van de Blauwe Hand’. Het pand is erkend als
rijksmonument en is in gebruik als een horecabedrijf.
Het postkantoor dateert van 1896/97. Boven de linker deur is een posthoorn uitgehouwen. Boven de rechterdeur prijkt in Romeinse cijfers het jaartal 1897.
|
|
Tal van
gebouwen in Harlingen zijn als Rijksmonument aangemerkt.
We noemen er een aantal die ons aanspreken:
•
Havenplein 1
Havenmantsje
Op de plaats waar voorheen de
Leeuwenburg -het gebouw van de Friese Admiraliteit- stond verrees in 1884 dit
gebouw dat als kantongerecht werd ontworpen. In 1934 verloor het gebouw die
functie. De klok dateert van 1562 en is afkomstig uit de in 1883 afgebroken
Havenpoort.
De naam van het gebouw is
vermoedelijk ontleend aan een mechaniek met een mannetje dat met een hamer tegen
de buitenkant van de klok sloeg.
|
|
• Havenplein 14 (rechts)
en 16 (links)
Nummer 14 is een laag dwarshuis onder zadeldak tussen 2 topgevels met beeldhouwwerk en cartouche
met schip en nummer 16 is een laag dwarshuis onder zadeldak tussen 2 topgevels doorgaand boven de gevel.
|
|
De cartouche met schip van Havenplein 14:
|
|
• Havenplein 18
Havenplein 18 is zou een dwarshuis
zijn met gevel gesausd met dodekop onder een zadeldak waarvan de linkerhelft is
verhoogd met een verdieping
|
|
• Noorderhaven
79
Opslag Polen en Rusland
|
|
• Noorderhaven
93
Opslag De Druijf (rechts)
|
|
• Noorderhaven
86
Raadhuis
Het stadhuis werd in 1730 door
stadsbouwmeester Hendrik Jacobs Norel gebouwd in Lodewijk XIV-stijl. Aan de
voorzijde heeft de gevel een balkon en een verguld beeld van Michaël, de
beschermheilige van de stad Harlingen.
De raadhuistoren is het enig
bewaarde gedeelte van het renaissancistische stadhuis dat hier tot 1730 stond.
De toren heeft veel restauraties ondergaan en is in 1974 gedeeltelijk afgebrand.
Om 22:00 uur slaat 'het klokje
van gehoorzaamheid'. In het verleden gingen om die tijd de stadspoorten dicht.
Later dienden nette meisjes om die tijd binnen te zijn.
|
|
|
|
• De Noorderhaven heeft trouwens veel erg mooie panden die allemaal op de rijksmonumentenlijst staan
|
|
•
Noorderhaven 106
Monumentaal pakhuis uit
1657 onder zadeldak tegen hoge trapgevel. Het pand heeft 4 gevelstenen met Venus,
Ceres, Bacchus en Fortuna
|
|
In vroeger tijden kende men nog geen huisnummers, maar waren gevelstenen in zwang.
|
|
![]() |
Tijdens onze wandeling weg van de Voorstraat waar een braderie wordt gehouden waardoor een goed zicht op de mooie panden niet goed mogelijk is, komen we
• bij de Leeuwenbrug, genoemd naar 4 monumentale leeuwen. Die zijn al 3,5 eeuw oud. Ze stonden namelijk al in 1662 in Harlingen.
|
|
• langs het kantoorgebouw uit 1924 van de voormalige Scheepvaart en Steenkolen Maatschappij met een bronzen schip op de voorgevel
|
|
|
|
• op de plaats van een vroegere sluis bij de Grote Bredeplaats. Tjerk Hiddesz de Fries (1622-1666), een zeeheld, houdt daar de wacht
|
|
• bij de Bildtstraatsbrug over de Zoutsloot
|
|
Het wordt tijd
dat we onze museumkaart weer eens gaan gebruiken. Dat doen we bij het
Hannemahuis, het gemeentemuseum, gevestigd in een patriciërshuis in het centrum
van de stad.
In 1744 betrok de koopman Sjoerd Hannema het huis, na zijn huwelijk met
Liesbet Scheltema. Hij liet een nieuwe voorgevel bouwen. Deze klokgevel markeert
nog steeds het rechtergedeelte van het gebouw. Een ander familielid,
Sjoerd Jacobus Hannema, liet in 1825 het linkergedeelte van het huis bouwen, dat
van een lijstgevel werd voorzien. Leendert Jacobus Hannema was de laatste telg
uit dit Harlinger koopmansgeslacht die het huis bewoonde. In 1957 richtte hij
een deel van zijn huis in als museum. Hij overleed in 1964 en legateerde het
huis aan de gemeente Harlingen, die overeenkomstig de wilsbeschikking het museum
voortzette. Het hele huis werd toen als zodanig ingericht.
Er worden objecten verzameld en tentoongesteld die nauw verbonden zijn met de geschiedenis en de kunstgeschiedenis van Harlingen, zoals Harlinger tegel- en aardewerk, maritieme voorwerpen, eeuwenoude schilderijen, foto's, zilverwerk, verschillende oude documenten en meubelen. Ook is er een Simon Vestdijkkamer. In die kamer van het museum is, naast een aantal andere zaken die met de schrijver te maken hebben, zijn complete werk in eerste drukken te zien. Zijn geboortestad speelt onder de naam 'Lahringen' in verschillende boeken een centrale rol. In het grootste gedeelte van het Hannemahuis is een vaste opstelling te zien. Daarnaast worden er regelmatig tentoonstellingen georganiseerd van een uiteenlopend karakter.
We gaan eerst de beeldentuin in. Daar loopt de tentoonstelling 'Beeld van een tuin'. Naast beelden staat er ook een 175 jaar oude rode beuk.
|
|
|
|
Dan gaan we naar de expositie 'Bloemen in de zomer' van schilder Peter Keizer. Van het kijken naar de schilderijen word je echt vrolijk! Op de foto's komt dat helaas niet zo tot uitdrukking. Jammer, Peter!
|
|
|
|
In de tegelzaal hangt een tegelplateau met de afbeelding van een dwarsdoorsnede van een aardewerk- en tegelfabriek uit 1737 in Bolsward met verschillende werkzaamheden. Het tableau bestaat uit 154 tegels.
|
|
|
|
Kinderarbeid was omstreeks 1890 in een steenbakkerij met rosmolen waarmee klei gemengd werd nog heel algemeen.
|
|
In de Simon Vestdijkkamer -met het complete werk in eerste druk- zit Simon schrijvend in brons aan zijn bureau.
|
|
Aan de muur hangt een schilderstuk met monniken die lachen om een grap, die één van hen, een oude, met zijn bril op zijn voorhoofd, uit een boek voorlas; alsof die grap hem wat te ver ging, legt een jongere monnik voorzichtig en schalks zijn vinger op zijn mond.
|
|
Schuin links boven het schilderij -en het is naar onze mening nóg meer om te lachen- staat een citaat van Vestdijk dat is ontleend aan het boek Surrogaten voor Murk Tuinstra (pag. 71):
In de rol van keeper had hij zich vaak genoeg ingedacht, ’s avonds onder de dekens, en, het moest gezegd worden, hij hield dan vrijwel alle ballen.
De Friese staande horloges zijn rijkelijk vertegenwoordigd.
|
|
In een
Oud-Hollands miniatuurhuis zijn in een notendop voorwerpen te zien die men in
het verleden gebruikte in het dagelijks leven binnenshuis. Dat verleden begint
in de 17e eeuw en eindigt rond 1900. De vertrekken zijn geen zuivere
stijlkamers, ze zijn als het ware met de tijd meegegroeid en bevatten voorwerpen
uit de 3 voorafgaande eeuwen.
De grote kast is geïnspireerd op de beroemde Nederlandse kabinetpoppenhuizen.
|
|
Het museum
toonde van 8 maart tot en met 22 juni 2014 de expositie ‘Rembrandt in
zwart-wit’. De ruim 100 originele etsen van de grote meester zijn afkomstig uit
een particuliere verzameling. Nog nooit waren er in Noord Nederland zoveel etsen
van Rembrandt te zien.
Nu nog hangen er tijdelijk, dwz tijdens de tentoonstelling
'Rembrandts handen en een leeuwenpoot'-boekarmband, in de
Balkonzaal 6 etsen. Opvallend is dat er in het museum geen videobewaking is
ondanks de aanwezigheid van veel kostbare stukken. De etsen hieronder zijn:
De onthoofding van Johannes de Doper 1640, Rembrandts moeder zit aan tafel
ongeveer 1631 en Blinde liereman en familie aan een deur van een huis 1648.
|
|
|
![]() |
Wel héél erg bijzonder vinden we de boekarmband 'Rembrandts handen en een leeuwenpoot'.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
![]() |
Het loopt tegen 17:00 uur. Het museum gaat sluiten.
Tegenover het
Hannemahuis staat het geboortehuis van de schrijver Simon Vestdijk. Er vlakbij
staat het beeld van Anton Wachter.
Anton Wachter is een romanfiguur van Simon Vestdijk.
Het leven van Anton is vastgelegd in 8 romans die tot de kern van het zeer
omvangrijke oeuvre van Vestdijk behoren. De boeken zijn verschenen van 1939 tot
1960 en hebben een sterk autobiografisch karakter. De eerste 4 delen, met als
hoogtepunt Terug tot Ina Damman spelen in Lahringen - waarmee Harlingen werd
bedoeld, de plaats waar Vestdijk was geboren en opgroeide. De laatste 4 delen
beschrijven het leven van de medicijnenstudent Vestdijk in Amsterdam.
In 1967 probeerde Paul Verhoeven een Anton Wachter-verfilming te maken. Hij
kreeg echter de financiering niet rond.
|
|
Wij gaan terug naar MS Allegro.
Om 19:00 uur wordt het diner geserveerd:
•
Griekse salade met olijven en Balkansaus
• Tomatensoep
• Wiener varkensschnitzel met groente en gebakken aardappels met spek en ui
• Ananas met vanille-ijs en kiwisaus
We buiken uit in de salon, nemen nog een neut en gaan naar onze hut.
We kijken nog even naar buiten door het raam van onze cabine voor we de gordijnen sluiten.
|
|